Verwachtingen tweede graad

Leerlingen:

Leerlingen in de tweede graad hebben een gemiddelde leeftijd tussen 14 en 16 jaar. Wanneer het gaat over de ontwikkeling van zelfsturing zitten zij ten einde van de vroege adolescentie en het midden van de midden adolescentie. Vanaf nu zal de eigen-ik meer plaats maken voor de perceptie van de ander. De leerling zal handelen naar wat er volgens hem of haar voor zal zorgen dat hij of zij goed komt de liggen in de peergroep. Hierbij horen ook de felle emoties en stemmingswisselingen. Rebellie tegen autoritair gezag is hier een van. Langzaamaan zullen de leerlingen in staat zijn om (negatieve) feedback beter te plaatsen. Stillaan worden ze ook meer gericht op aanpassing. Ze willen hun gedrag dus in de positieve zin aanpassen, maar weten nog niet goed. Langetermijnkeuzes en beslissingen blijven moeilijk zonder begeleiding. Simpele taken zijn over een korte termijn al wel te plannen. 

Op het einde van de tweede graad zouden de leerlingen in staat moeten zijn om;

  • simpele taken van gemiddelde duur ( 1 week) te plannen en te organiseren;
  • te reflecteren over feedback en hier (onder begeleiding) doelgericht mee aan de slag te gaan;
  • complexere keuzes te maken over langere termijn; 
  • zaken zelfstandig plannen en bijsturen indien nodig; 
  • het gedrag aan te passen naarmate de context; 
  • een correcte analyse van risico, oorzaak en gevolg. 

De leerlingen moeten echter blijven werken aan;

  • plannen, controleren en bijsturen van complexe taken;
  • zelfreflectie;
  • het controleren van emoties en stemmingswisselingen;
  • het omgaan met peerpressure;
  • het kweken van verantwoordelijkheidsgevoel; 
  • het herkennen van complexe emoties.  

Leerkracht:

De rol van de leerkracht zal in de tweede graad stilaan veranderen van manager naar een sturende en motiverende coach.  Hierbij zal de leerkracht volgende taken moeten opnemen;

  • sturend aanmoedigen van de leerlingen langs de zijlijn;
  • helpen bij het maken van beslissingen en terwijl stimuleren van zelfstandigheid;
  • emotionele steun bieden;
  • helpen met plannen en organiseren;
  • waakzaam zijn voor isolement van een leerling;
  • bewust maken van de consequenties van keuzes;
  • motiveren en inspireren met respect voor de adolescentie van de leerling;
  • laagdrempelig contact houden met de leerling. 

Om duidelijker te maken wat de leerlingen moeten behalen binnen het verwachtingspatroon hebben we vier evaluatiecriteria opgesteld. Deze volgens vier competenties die terug te vinden zijn binnen zelfregulatie; planningsvermogen, inhibitie, flexibiliteit en zelfreflectie. Merk op dat deze competenties binnen de drie kern executieve functies passen; Werkgeheugen (plannen & zelfreflectie), inhibitie en cognitieve flexibiliteit. Aan elk criterium werden tools gekoppeld die gehanteerd kunnen worden om het criterium na te streven.  

Create your website for free! This website was made with Webnode. Create your own for free today! Get started