Verwachtingen eerste graad
Leerlingen:
Leerlingen in de eerste graad hebben een gemiddelde leeftijd tussen 12 en 14 jaar. Wanneer het gaat over de ontwikkeling van zelfsturing zitten zij nog in de vroege adolescentie. In deze fase draait alles om de eigen-ik. Reflecteren op het gedrag gaat nog moeizaam. Zo loopt het plannen, regelen en remmen van gedrag en emoties ook moeilijk. In het begin van de eerste graad mag er dus niet te veel zelfsturing verwacht worden. De leerlingen zijn ook zeer gevoelig voor feedback, deze komt vaker harder binnen dan bedoelt wordt, wat de intrinsieke motivatie om juist te handelen niet ten goede komt. Met feedback moet dus voorzichtig omgesprongen worden.
Op het einde van de eerste graad zouden de leerlingen in staat moeten zijn om;
- simpele taken van korte duur (30min - 50 min) te plannen en te organiseren;
- feedback te plaatsen en hier al enigszins over het oorzakelijk verband te reflecteren;
- zich te richten op een (gestuurde) aanpassing van hun gedrag.
De leerlingen moeten echter blijven werken aan;
- het maken van lange termijnkeuzes en - beslissingen;
- het afwegen van risico's;
- het controleren van emoties en stemmingswisselingen;
- het omgaan met peerpressure.
Leerkracht:
In de eerste graad moet de leerkracht vooral optreden als een soort manager. Hierbij zal de leerkracht volgende taken moeten opnemen;
- ondersteuning bieden bij moeilijke en complexe taken;
- helpen bij het maken van lange termijnkeuzes;
- voorwaarden creƫren rond het leren (leren leren);
- helpen met plannen en organiseren;
- leerlingen bewust maken van de impulsiviteit van hun gedrag;
- bewust maken van de consequenties van keuzes;
- inlevingsvermogen stimuleren evenals reflectief gedrag;
- regels opleggen, maar met onderhandelruimte.
Om duidelijker te maken wat de leerlingen moeten behalen binnen het verwachtingspatroon hebben we vier evaluatiecriteria opgesteld. Deze volgens vier competenties die terug te vinden zijn binnen zelfregulatie; planningsvermogen, inhibitie, flexibiliteit en zelfreflectie. Merk op dat deze competenties binnen de drie kern executieve functies passen; Werkgeheugen (plannen & zelfreflectie), inhibitie en cognitieve flexibiliteit. Aan elk criterium werden tools gekoppeld die gehanteerd kunnen worden om het criterium na te streven.